Arthroscopie van de schouder

Inleiding

Samen met uw behandelend orthopedisch chirurg bent u tot het besluit gekomen om een arthroscopie (kijkoperatie) van uw schouder te ondergaan. Deze ingreep maakt het mogelijk om uw schoudergewricht inwendig te onderzoeken en zo nodig te behandelen. In deze folder leest u informatie over de ingreep, voorbereiding en nabehandeling. Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, mag u deze altijd aan uw orthopedisch chirurg stellen.

Anatomie van de schouder

De schouder is een van de meest beweeglijke gewrichten in ons lichaam. Het schoudergewricht verbindt de bovenarm met de romp. Het is een kogelgewricht waarbij de bol (humeruskop) past in de kom van het schouderblad (glenoid).
In een gezonde schouder glijdt de kop soepel in de kom, omdat beide botten bedekt zijn met kraakbeen. Dit is een gladde, gepolijste stof. Het gewricht wordt gesmeerd door synoviaal vocht, de gewrichtsvloeistof.

De bewegingen van de schouder worden verzorgd door 2 spierlagen, een oppervlakkige en een diepe laag:

De deltoid spier ligt oppervlakkig over de schouder en levert vooral kracht.
De diepe laag wordt gevormd door de pezen en de spieren van de rotator cuff. Deze verzorgen zowel de stabiliteit als de beweeglijkheid van het schoudergewricht.
Ook het labrum en het kapsel dragen bij aan de stabiliteit van het gewricht.
afbeelding schoudergewricht met spieren
Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
 

Onderzoek en diagnose

Aan de hand van uw klachten, het lichamelijk onderzoek van de schouder en het beeldmateriaal zoals röntgenfoto's of een scan, heeft uw orthopedisch chirurg een diagnose gesteld. Een arthroscopie is bij u deel van het behandelplan. De meest voorkomende arthroscopische ingrepen zijn:

Waarom een arthroscopie

Een arthroscopie heeft een aantal voordelen ten opzichte van een open operatie. Zo kan met de camera het hele gewricht en de subacromiale ruimte bekeken en behandeld worden door kleine steekgaatjes. Gemiddeld worden er drie kleine sneetjes van 5 millimeter gemaakt. Dit geeft kleine littekens. U herstelt sneller van de operatie doordat er minder beschadiging van omliggende weefsels is door een grote insede.

Voor de operatie

U komt voor de operatie op het spreekuur bij de anesthesiemedewerker of anesthesist. Hier wordt met u besproken welke vorm van anesthesie u krijgt tijdens de operatie. Meestal is dit een verdoving van de zenuwen van de arm (locoregionale verdoving), in combinatie met een algehele narcose. De anesthesiemedewerker verzamelt alle nodige gegevens over uw gezondheid. Het is mogelijk dat er nog een ECG (hartfilmpje), bloedafname of een longfoto nodig zijn. Dit is afhankelijk van uw leeftijd en lichamelijke conditie. Uw medicatielijst wordt nagekeken en er worden zo nodig afspraken gemaakt over het gebruik hiervan.

Dag van de operatie

U wordt de dag van de operatie opgenomen in het ziekenhuis. U wordt ontvangen door de verpleegkundige op de afdeling Orthopedie. U komt nuchter naar het ziekenhuis. Dat wil zeggen dat u vanaf 12 uur 's nachts niet meer heeft gegeten of gedronken, tenzij dit anders met u wordt afgesproken door de opnameverpleegkundigen. U ontvangt van de verpleegkundige op de afdeling de nodige informatie over de afdeling en hoe het rondom de operatie zal verlopen.

De operatie

U ligt op de operatietafel in halfzittende houding of op uw zij. Dit is afhankelijk van de uit te voeren operatie. Uw arm wordt steriel ingepakt en zo gepositioneerd dat er ruimte is voor de ingreep. De orthopedisch chirurg maakt een aantal kleine sneetjes van ongeveer 5 millimeter. Door een van deze sneetjes gaat de camera, waardoor het inwendige van uw schouder zichtbaar wordt op een beeldscherm. Ook de spoelvloeistof gaat door dit sneetje. De andere twee sneetjes dienen om instrumenten in te brengen die de orthopedisch chirurg nodig heeft om de ingreep uit te voeren.

Na de operatie

Wanneer de ingreep klaar is worden de sneetjes gehecht of met een pleister afgeplakt. Er wordt een absorberend verband rond de schouder aangelegd voor eventuele lekkage van de wondjes. Vervolgens wordt u naar de uitslaapkamer gebracht om wakker te worden.

Nabehandeling

Na de ingreep krijgt u informatie over wat de orthopedisch chirurg heeft gezien en wat eventuele behandeling is geweest. U wordt geïnformeerd over pijnmedicatie en over wat u wel en niet mag doen met de arm en schouder. Indien nodig worden door een fysiotherapeut oefeningen uitgelegd. Afhankelijk van het type operatie is het noodzakelijk dat u de arm in een speciale draagdoek of mitella draagt. Het wondverband op uw schouder laat u ter plaatse tot de eerste policontrole bij de orthopedisch chirurg. Deze zal binnen 7 dagen na de ingreep plaatsvinden, tenzij anders afgesproken.

Risico's

Elke chirurgische ingreep brengt mogelijke complicaties met zich mee. Een infectie komt maar zelden voor omdat de schouder gedurende de gehele ingreep wordt gespoeld met spoelvloeistof. Neem in de volgende gevallen contact op met uw huisarts of orthopedisch chirurg:

Poliklinische controle

Verschillende poliklinische controles worden afgesproken. Op de eerste controle, 1 week na de ingreep, krijgt u een fysiotherapieschema aangepast aan de uitgevoerde operatie. U zult nog enige tijd klachten ondervinden aan de behandelde schouder. Hoe lang dit is en wanneer u uw werk of dagelijkse activiteiten weer kunt hervatten is per situatie verschillend. U kunt dit steeds aan uw orthopedisch chirurg vragen.